Salmonellose in de melkgeitenhouderij

Diergezondheid

19 december 2022

Status: Afgerond in 2024: volledig rapport.

Uitvoerder: Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)

Dit project heeft het voorkomen van salmonellose in de sector inzichtelijk gemaakt en biedt handvatten om de kiem aan te pakken.

Conclusies

  • 3% van de 209 deelnemende bedrijfslocaties bleek positief op Salmonella. Deze prevalentie komt overeen met die van de zuivelproducerende rundveesector. Er wordt echter rekening gehouden met een onderschatting van de prevalentie omdat deze is gebaseerd 52% van de sector.
  • De varianten Salmonella Typhimurium en Salmonella Typhimurium monofasische zijn het meest voorkomend in de Nederlandse melkgeitenhouderij.
  • De meeste infecties op melkgeitenbedrijven zijn op zichzelf staand en niet verwant aan elkaar.
  • Enkele isolaten bleken verwant met andere humane- en dierlijke isolaten.
  • Ogenschijnlijk gezonde dieren kunnen Salmonella met zich meedragen, maar er kon geen prominente risicofactor worden aangewezen.
  • Het belang van preventie is groot omdat de infectie langdurig aanhoudt en ernstig kan verlopen. Bevindingen wijzen ook op het zoƶnotische risico binnen de melkgeitenhouderij.
  • Het lijkt erop dat strikte hygiĆ«ne en bioveiligheid gecombineerd met de inzet van een bedrijfseigen autovaccin de infectiedruk geleidelijk onder controle kan brengen.
  • Het lijkt mogelijk op basis van tankmelkonderzoek een uitspraak te doen of er wel of niet een salmonella-infectie speelt op het bedrijf. Er is echter nader onderzoek nodig om met meer zekerheid deze testmethode toe te passen.
  • De onderzoekers bevelen de sector aan om een bewakingsprogramma te starten.

Samenvatting

Sinds 2016 is salmonellose binnen de melkgeitenhouderij een ziektebeeld dat met regelmaat wordt vastgesteld. In veel gevallen bleek Salmonella enterica subsp. enterica serotype Typhimurium het oorzakelijke agens; een zoƶnose die op enkele melkgeitenbedrijven heeft geleid tot humane infecties. Hoewel salmonella in andere diersectoren beter bekend is, is over dit ziektebeeld binnen de melkgeitenhouderij nog veel onbekendheid.

Het hoofddoel van deze PPS is om te komen tot een aanpak die moet voorkomen dat salmonellose zich verder binnen en buiten de sector verspreidt, om vervolgens en deels gelijktijdig te komen tot een bestrijding en preventie van salmonellose binnen de sector. Daartoe is een aantal onderzoeken en verdiepingsslagen uitgevoerd die moesten leiden tot meer achtergrondkennis over deze aandoening (prevalentieonderzoek, verdiepingsslag en effectieve monstername) teneinde het risico op zoƶnoses te beperken en om te voorkomen dat ā€˜last resort antibioticaā€™ nodig zijn om de aandoening bij dieren te bestrijden.

Aan de hand van de zogenoemde ā€˜stofmonstersā€™ en ā€˜schoentjesmethodeā€™ is een prevalentieonderzoek uitgevoerd onder alle Nederlandse melkgeitenbedrijven. Op basis van deelname van 209 UBNā€™s is een prevalentie van 3% vastgesteld. Echter wordt rekening gehouden met een onderschatting van deze prevalentie op basis van de beperkte deelname.

Naast dat Salmonella spp. werden gevonden op melkgeitenbedrijven, bleken meerdere monsternames op slachthuizen na aanvoer van jonge bokjes ook positief. Genotypering van salmonella-isolaten wijst uit dat Salmonella Tyhpimurium en de monofasische variant het meest voorkomend zijn binnen de melkgeitenhouderij. Incidenteel zijn enkele minder bekende serotypen gevonden. Echter blijken alle gevonden serotypen te zijn beschreven als zoƶnose.

Aan de hand van geĆ«nquĆŖteerde bedrijven konden geen prominente risicofactoren worden geĆ«xtraheerd. Echter blijkt uit dit onderzoek dat het een aantal bedrijven met eerdere salmonella-infecties is gelukt om de infectie op het bedrijf succesvol te bestrijden. Belangrijke onderdelen hierbij zijn het inzetten van een bedrijfsspecifiek autovaccin, bioveiligheids- en hygiĆ«nemaatregelen.

Binnen dit PPS-project zijn verschillende diagnostische onderzoeksmethoden getoetst. Initieel was tankmelkonderzoek niet beschikbaar, echter interne doorontwikkeling van de test bij GD heeft ertoe geleidt dat deze nu ook toepasbaar is op geiten(tank)melk. Het voordeel van tankmelkonderzoek is dat de monsters op eenvoudige wijze geborgd kunnen worden genomen en dat het onderzoek laagdrempelig kan worden herhaald op verschillende momenten in het jaar. Het voordeel van bacteriologische onderzoek per kweek en ophoping is dat de verwekker zelf wordt aangetoond. Dit biedt direct mogelijkheden om de kiem te typeren. Nadelen van deze methoden zijn de mogelijke intermitterende uitscheiding en het feit dat deze methoden minder eenvoudig te borgen en minder laagdrempelig is.

In de laatste fase van deze PPS is een concept bewakingsprogramma uitgewerkt op basis van tankmelkonderzoek. Een bewakingsprogramma is erop gericht infecties op bedrijven te detecteren om zo het voorkomen van salmonella binnen de sector te beperken en daarmee ook het zoƶnotisch risico. Middels een combinatie van een salmonella BD-ELISA en een kweek op tankmelk zal het mogelijk zijn om geitenbedrijven met of zonder salmonella-infecties te kunnen onderscheiden. Een kweek van een tankmelkmonster borgt de actuele aanwezigheid van salmonellabacteriƫn in tankmelk en de controle op serogroepen anders dan B en D. Wel kent het tankmelkonderzoek voor melkgeiten nog enkele onderzoeksvragen in het kader van de testinterpretatie.

Gezien de professionaliteit en omvang van de melkgeitensector is het aan te bevelen om een bewakingsprogramma voor salmonella te starten. Indien de melkgeitensector implementatie van een bewakingsprogramma doorzet, dient het sectorale draagvlak beschouwd te worden.

Financiering: PPS Versnelling verduurzaming melkgeitenhouderij

Meer informatie:

Artikel in het Vakblad Geitenhouderij nummer 2, 2023

Artikel in het Vakblad Geitenhouderij nummer 6, 2022