Status: Afgerond in 2024: volledig rapport.
Uitvoerder: Wageningen University & Research (WUR)
Het doel van dit onderzoek was verbetermogelijkheden aandragen voor de huidige dierenwelzijnsmonitor uit de Duurzame GeitenZuivelKeten (DGZK). Daarbij is het streven om de monitor, die vooralsnog stuurt op (stal)maatregelen, om te bouwen naar een monitor met meer diergebonden indicatoren.
Conclusies:
Samenvatting:
De melkgeitensector is een jonge sector die proactief aan verduurzaming werkt. In dit kader is de dierenwelzijnsmonitor die als onderdeel is opgenomen in de Duurzame Geitenzuivelketen (DGZK) ontwikkeld. In het licht van recente ontwikkelingen en nieuwe inzichten op het gebied van dierenwelzijn heeft de sector behoefte aan een evaluatie van de bestaande DGZK-dierenwelzijnsmonitor en advies over doorontwikkeling in de richting van een dierwelzijnsmonitor met meer diergebonden welzijnsindicatoren. Het doel van dit deelproject was, met de bestaande DGZK-dierenwelzijnsmonitor als startpunt, het stapsgewijs ontwikkelen van een dierenwelzijnsmonitor voor het melkgeitenbedrijf met meer diergebonden indicatoren.
De eerste stap in het onderzoek was het evalueren van de huidige DGZK-welzijnsmonitor, bestaande uit dertien indicatoren die voornamelijk zijn gericht op stalinrichting en uitvoeringsmaatregelen. Het gaat hierbij om stalinrichtingsmaatregelen zoals het aanbieden van klimmogelijkheden, schuurwanden of borstels en afleidings- en speelmateriaal. Daarnaast gaat het om het zorgen voor voldoende licht en water, een ziekenboeg, noodstroomvoorziening en een hygiënesluis. Als uitvoeringsmaatregelen zijn dierbezetting, duurmelken, het voorkomen van hittestress, ongediertebestrijding en het aanbieden van omstandigheden voor een dag-/nachtritme opgenomen. De indicatoren die zijn opgenomen in de huidige DGZK-dierenwelzijnsmonitor zijn stuk voor stuk relevante, nuttige en uitvoerbare maatregelen. Bij de juiste toepassing bieden de indicatoren gunstige welzijnsomstandigheden voor de melkgeiten. De indicatoren zijn echter niet diergebonden en geven daarmee geen feitelijk zicht op het welzijn van de melkgeiten in de betreffende stal. Bij optimale toepassing van deze dertien maatregelen kan nog steeds sprake zijn van verminderd welzijn of van welzijnsproblemen. Het opnemen van diergebonden welzijnsindicatoren in de huidige DGZK-monitor is daarom wenselijk.
Een literatuurstudie en een analyse van bestaande welzijnsmonitoren heeft geresulteerd in een longlist met welzijnsindicatoren. De diergebonden indicatoren van de longlist zijn gerubriceerd en beoordeeld op validiteit (zegt de indicator iets over het welzijn van geiten), betrouwbaarheid (is het eenduidig te registreren) en de (her)haalbaarheid van de beoordeling (geeft herhaalde waarneming van dezelfde situatie eenzelfde of vergelijkbare uitkomst), op basis van in de literatuur gevonden informatie. Deze toetsing aan de literatuur vormde de basis voor een expertselectie van een lijst met tien diergebonden indicatoren, bestaande uit 1) beharing en huid, 2) thermaal comfort (preventie van hittestress), 3) thermaal comfort (preventie van koudestress), 4) gezond uier, 5) uitvloeiing en vertroebeling oog/neus, 6) schone achterhand, 7) soepele gang, 8) intacte huid kop, ledematen en lichaam, 9) alerte en sociale dieren en 10) sterfte bij lammeren en geiten. De tien geselecteerde diergebonden indicatoren zijn, naast de indicatoren op de longlist, gerubriceerd naar de zes leidende principes voor een dierwaardige veehouderij, opgesteld door de Raad voor Dierenaangelegenheden. De set van tien indicatoren sluiten goed aan bij de principes goede voeding, goede omgeving en goede gezondheid maar in mindere mate bij de principes erkenning van de intrinsieke waarde, natuurlijk gedrag en positieve emotionele toestand.
Om de geselecteerde diergebonden welzijnsindicatoren te testen is een protocol ontwikkeld. Het concept protocol is op vijf melkgeitenbedrijven uitgetest. Aan de hand van de bevindingen is na elk bezoek het protocol geëvalueerd en waar nodig tussentijds bijgesteld. In de ontwikkeling van het protocol zijn thermaal comfort, sociale dieren, en sterfte buitenbeschouwing gelaten. Thermaal comfort is praktisch alleen te beoordelen tijdens periode van (mogelijk) hittestress en daardoor slecht te plannen. Het ongestoord meten van sociale interacties tussen geiten is (nog) onvoldoende praktisch beschikbaar. De sterfte heeft geen protocol ontwikkeling nodig omdat deze eenvoudig te herleiden valt uit RVO data en met behulp van de lammeropfoktool. Het definitieve protocol is op twee bedrijven getoetst voor het verkrijgen van data voor het toetsen van de herhaalbaarheid tussen en binnen beoordelaars (inter- en intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid). Oorspronkelijk was de intentie om meer bedrijven te bezoeken voor praktijkmonitoring. In overleg met de opdrachtgever is besloten om niet meer bedrijfsbezoeken in te plannen en ruimte te geven aan een gedegen afstemming van een goed onderbouwd afwegingskader. De geselecteerde diergebonden welzijnsindicatoren zijn getest op basis van een expertinschatting van de praktische haalbaarheid en welzijnsimpact.
Daarnaast zijn statistische analyses uitgevoerd op de betrouwbaarheid en herhaalbaarheid van de scores die zijn verkregen op de praktijkbedrijven door de scores van meerdere beoordelaars op elke indicator met elkaar te vergelijken.
In de huidige onderzoeksopzet zijn wonden (op basis van separatie), afwijkend beenwerk (op basis van separatie), neusuitvloeiing (op basis van separatie) en vachtconditie (op basis van foto en separatie) aangemerkt als welzijnsindicatoren met zowel een hoog ingeschatte welzijnsimpact als een goede herhaalbaarheid. Voor afwijkend beenwerk geldt dat deze indicator goed herhaalbaar is op basis van een beperkt aantal waarnemingen waarbij afwijkend beenwerk aan de voorkant is waargenomen (voor de achterkant was dit niet te schatten). De betrouwbaarheid van de welzijnsindicatoren kreupel, ontsteking, diarree, zwelling poten en jeuk is niet in te schatten in de huidige onderzoeksopzet doordat deze indicatoren te weinig voorkomen op de steekproefbedrijven. Deze indicatoren worden door de experts echter wel aangemerkt als indicatoren met een hoge welzijnsimpact. Gezien het belang van deze welzijnsindicatoren op het gebied van welzijnsimpact lijkt het van belang om alternatieve scoringsmethodieken zoals biomarkers en beeldmodellen voor het uitlezen van gedrag en welzijn te ontwikkelen om deze welzijnsindicatoren (wel) betrouwbaar in te kunnen schatten. Hetzelfde geldt voor de indicatoren alerte en sociale geiten die niet zijn meegenomen in de praktijktoets, maar wel een hoge welzijnsimpact hebben. De ontwikkelingen voor het meetbaar krijgen van welzijnsindicatoren gaan op dit moment snel. De verwachting is dat er – in navolging van andere sectoren – op korte termijn nieuwe methoden beschikbaar komen om diergebonden indicatoren voor welzijn van melkgeiten te meten. Met behulp van alternatieve methoden kunnen de indicatoren met een hoge welzijnsimpact mogelijk wel betrouwbaar vastgesteld worden.
Financiering: PPS Versnelling verduurzaming melkgeitenhouderij
Meer informatie:
Artikel in het Vakblad Geitenhouderij (nummer 4,2023)
Artikel in het Vakblad Geitenhouderij (nummer 5, 2021)